In 1991 werd Giovanni uit de bus geplukt om verplicht te dienen in het leger, want het land was in oorlog met Peru. Eerst een paar maanden in training, met aan het einde een meesterproef. Die proef was: moederziel alleen gedropt worden ergens in het oerwoud. Het kostte hem zo’n 3 dagen om de kazerne weer te vinden. Al die tijd stond hij doodsangsten uit, kon hij zich totaal niet oriënteren, moest hij een boom zoeken om in te slapen en at hij alleen wat hij de apen zag eten. Er zijn mensen die al na 1 dag al gek worden of oerwoudkoorts krijgen. Het oerwoud wordt een groene hel.
Mensen in Ecuador zijn aangewezen op hun vindingrijkheid. Dat heb je, als er niet veel bedrijven zijn en de publieke sector alleen mensen aanneemt uit bepaalde gefortuneerde families. Dan kunnen mensen alleen overleven als ze een beetje slim iets uitvinden, oplossen of fiksen. Giovanni was handig. Als kind verdiende hij bij door vliegers te fabriceren voor de kinderen uit de buurt. Eenmaal volwassen, verhuurde hij zich als loodgieter annex klusjesman. Zijn specialisme was: toch repareren wat niemand kon repareren. “Eens repareerde ik een lamp in een huis van een minister. Die man had geen idee hoe arm we waren. Hij wilde me wat geld meegeven voor het middageten en vroeg wat ik nodig had. Ik noemde een maandsalaris voor een arme Ecuadoriaan. Hij gaf het me zonder morren. Had ik maar meer gevraagd.”
Mijn pogingen om de verhalen van Giovanni in een chronologische lijn te zetten, zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Het lijkt allemaal veel te veel voor de jaren waarin ze gebeurd zijn.
Dit waren ongeveer de uitgangspunten toen wij elkaar in 2000 ontmoetten. Giovanni had echt beleefd wat ik alleen maar had gelezen. Als ik naar zijn verhalen luisterde, was het net alsof ik naar een allang bekend stem luisterde. Prachtig vond ik het. Ik had mijn eigen persoonlijke García Márquez gevonden. Ziet dit eruit als een überromantisch beeld van een vrouw die veel te graag verliefd wilde worden? Tja, alleen op basis daarvan was een relatie geen lang leven beschoren geweest. Er was dus echt wel wat anders aan de hand, op de één of andere manier hebben we elkaar altijd prima begrepen. De vertrouwdheid was er vanaf het begin en is in de loop van 16 jaar precies hetzelfde gebleven.
Voordat ik in Spanje ging wonen en werken en Giovanni daar tegenkwam, wist ik eigenlijk niet dat zo’n groot deel van mij, van hoe ik denk en voel en wat ik ‘normaal’ vind, in feite verweven is met een kleine Nederlandse subcultuur. Die van mij was die van het leven als universitair docent in een alfa discipline: schrijven, lezen, lesgeven, doorzakken met vrienden en veel culturele dingen doen als bezoeker of organisator. Een schitterend bestaan! Met dank aan de cao Nederlandse universiteiten konden we risicoloos een beetje de bohémien uithangen. Rijk werden we er niet van, maar op de fiets door Utrecht hadden wij het voor het zeggen en het einde van de maand was altijd wel te halen. Onze bestaansvoorwaarden, het salaris dat we verdienden, de onderwerpen die we bestudeerden, dit alles werd een natuurrecht.
Terugkijkend was het een bijna onvermijdelijke uitkomst van een langdurig segregatieproces, gesponsord door het Nederlandse onderwijssysteem. Het gaat automatisch, als je het leuk doet in de citotoets en in de sleuf stapt van VWO, universiteit en academische promotie. Aan het eind is het zover uitgefilterd, dat je alleen nog maar ‘ons soort mensen’ tegen komt, en je steeds meer doorgewinterd raakt in het bevestigen van je eigen gelijk.
Een nog veel grotere verbazing viel mij ten deel toen ik in Spanje Nederlandse expats leerde kennen. Kwamen die mensen uit hetzelfde land als ik? Ze bleken André Hazes leuk te vinden. Ze verdienden in één maand mijn hele jaarsalaris. Ze wilden de pensioenvoorzieningen privatiseren. Ze kenden de koningin persoonlijk. Ze vloekten met een geaffecteerd accent. Ze waren ontzettend goed in socializen en lazen alleen een boek om daarmee te kunnen bluffen. Ze waren de bazen van de Latijnsamerikanen die bij hen, uiteraard zwart, het huishouden kwamen doen en vonden dit heel normaal. Vergeleken bij hen was ik een bleue, sneue flatbewoner die buitengewoon weinig had begrepen van hoe de wereld echt in elkaar zat en hoe je die naar je hand kon zetten. Buiten mijn universitaire reservaat bleek ik een niet meer in te halen sociale achterstand te hebben. Mijn paar pogingen om toch nog aan te pikken, strandden al snel in de weerzin die ik had tegen dit andere ‘ons kent ons’. Ik bleek ongeschikt voor de mondainerige wereld.
Ook Latijnsamerikanen in en rond Madrid bezorgden mij vele ‘leermomenten’, maar dan waar het gaat om de gevolgen van armoede en het gebrek aan opleiding. Wat een piepkleine en eerlijk gezegd niet al te aantrekkelijke wereld heb je dan. Je ruimte in het leven als Latijns-Amerikaanse vrouw bestaat uit 600 euro per maand, gratis wonen en eten, en dan 24 uur per dag en 6 dagen per week beschikbaar zijn voor een dementerende Spaanse bejaarde. Op je vrije dag ontmoet je je vriendinnen in het park. Of je spreekt af met je geliefde, die een heel gezin in Ecuador blijkt te hebben achtergelaten en van wie je onverhoopt zwanger raakt. Ontworteling, ontwrichting en eenzaamheid zijn je deel, maar voor emoties is niet veel gelegenheid, want de inkomsten moeten wel gewoon doorgaan. Uiteindelijk trouw je dan toch met de vader of met een andere man, en probeer je je kind een min of meer stabiele achtergrond te geven. Wat me het meest raakte is dat mensen zo op overleven gericht waren, dat er geen ruimte meer was voor een iets verder liggend ideaal. Iets leren was geen prioriteit. Iets creatiefs doen, jezelf ergens in uitdrukken en daar goed in worden was onbekend. Het was genoeg om een dak boven je hoofd te hebben, te werken en geld te hebben om in het weekend te drinken.
Ontmoeting
Toen Giovanni en ik elkaar ontmoetten, had ook hij op zijn manier al een dergelijke Werdegang doorgemaakt aan de hand van ervaringen buiten de eigen habitat. Als we allebei in ons eigen wereldje hadden gezeten, was de kans dat er iets tussen ons gebeurd zou zijn waarschijnlijk te verwaarlozen geweest. Al weet je het nooit natuurlijk. Maar nu herkenden we elkaar in de manier waarop we omgingen met, en nadachten over die onbekende werelden om ons heen. En dat smolten we dan weer om naar een eigen, nieuwe wereld, met eigen en nieuwe vanzelfsprekendheden van alleen onszelf.
Sinds we in Nederland wonen, is Giovanni zonder meer degene die zich het hardst heeft moeten inspannen voor een senang bestaan. Dit doet hij met een brede grijns. Ik denk dat hij daar op die markt in Pujií zoveel heeft geleerd over menselijke ijdelheid, dat hij de motieven van mensen waar dan ook vrij gemakkelijk kan doorzien. Hij maakt zich geen illusies. Hij weet dat Nederlandse verjaardagen vaak beperkt blijven tot slagroomtaart en in een rondje praten over je werk, je huis en waar je heen was op vakantie. Hij kan voorspellen dat onze gasten eerst voorzichtig proeven van het onbekende Latijns-Amerikaanse eten, om daarna de pan gulzig en tot op de bodem leeg te likken.
Over een paar dingen sluit Giovanni geen compromissen. Eten is NIET de eeuwige boterhammen met kaas en een mandarijntje tussen de middag. Giovanni kookt dus, soms twee keer per dag. Hij kijkt you tube video’s van Latijnse kokkinnen voor inspiratie. En hij zorgt heel lief voor mijn behoefte aan groente.
Ook werken vult hij in, zoals hij wil. Al la holandesa dacht ik dat het goed zou zijn als Giovanni opleidingen zou doen, diploma’s zou halen en ergens een baan zou krijgen. Maar die Hollandse manier was niet wat hem paste. Hij koos ervoor te klussen zoals hij in Ecuador deed. Als een zzp-er fietst hij sindsdien door ons stadje, waar hij inmiddels een hele klantenkring heeft opgebouwd en waar hij altijd wat te doen heeft. Aan marketing doet hij niet, het gaat op de een of andere wonderlijke manier vanzelf. Waar hij zich vertoont, popt een klus op. En dan ook nog tijd genoeg om de kinderen op te vangen, voor het eten te zorgen en samen te wandelen.
De enige stabiele factor binnen zo’n wereld is de familie. Het financieel overleven is onlosmakelijk verbonden met het samenzijn met je verwanten. Het familiaire nest beschermt je tegen armoede, schulden of dakloosheid. Bij je familie kun je renteloos lenen, de volgende keer is het weer omgekeerd. Mijn schoonzus heeft 1 keer geprobeerd het dichte web van onderlinge kredietverstrekking en uitstaande schulden aan mij uit te leggen. Dit gaat dan weer een verbinding aan met een eindeloze reeks van religieuze en familiefeesten die dagen door kunnen gaan. Ze heeft een feilloos kasboek in haar hoofd van hoe de onderlinge zaken erbij staan, waar ik al snel het spoor in bijster raak.
Eigenlijk, merk ik de laatste tijd, heeft dat chronische geldgebrek van de Ecuadoriaanse schoonfamilie lang niet altijd te maken met te weinig inkomsten, maar meer in den brede hoe je met je geld omgaat. Ook mensen die goed verdienen hebben geldtekort, en dat komt omdat ze het nooit oppotten, maar onmiddellijk uitgeven of investeren. Als je rijk bent: bij voorkeur in een nieuw huisje, een nieuw terreintje, een nog grotere auto. En dus is er onmiddellijk een probleem bij een calamiteit, die zich snel voordoet, want verzekeringen zijn er nauwelijks en zijn lang niet altijd gebruikelijk. Ziekenhuisopnames bij voorbeeld, zorgen meteen voor een financiële crisis bij de familieleden. Ook bij de oom met een aardige functie bij een groot bedrijf.
Wat heeft leven met Giovanni mij gebracht? Ik denk dat ik relaxter ben geworden, minder streng voor mezelf. Ik doe al jaren niet meer aan agenda’s voor de vrije tijd. Ik heb meer oog gekregen voor andere waarheden. We gingen naar het Escorial, het kloosterpaleis van Philips II, vlak buiten Madrid. Ik dacht dat we mooie schilderijen gingen bekijken, maar Giovanni mediteerde vooral over de architectuur en hoeveel arbeiders bij de bouw het leven hadden gelaten. Ik ben ook minder naïef geworden over wat ons mensen drijft in het leven, en het spel wat we met elkaar spelen om sociaal en financieel kapitaal. Dankzij Giovanni ben ik een stuk beter geworden in samenzijn. In financieel opzicht afhankelijk zijn van anderen heb ik tot dusver niet mee hoeven maken. Dat zou voor mij de lakmoesproef zijn: wat voor mens zou ik worden als baan en huis wegvallen?
Maar ook daar komen we vast wel weer uit.
Nanske Wilholt
Culemborg